In de zeventiende eeuw bestond er nog geen militair uniform.
Iedere soldaat liep gewoon in zijn eigen burgerkleding. Als er gevochten of geëxerceerd werd ging daaroverheen het kolder en het kuras en dergelijke.
Net als tegenwoordig bepaalde je kleding voor een groot gedeelte je uitstraling. Niet alleen het type kleding en de snit, maar ook de gebruikte stoffen droegen daaraan bij. Er was genoeg ruimte voor allerlei accessoires: zijden strikjes, kanten kragen, eindeloze rijen knoopjes, ze lustten er wel pap van!
Militairen, en met name de officieren waren vaak echte praalhanzen. Het is binnen de Compagnie te Voet gebruikelijk dat soldaten zich wat soberder kleden ten opzichte van de officieren en dat ook de hogere officieren (vaandrig en luitenant)  zich kleden zoals hun rang vereist. Soldaten droegen de burgerkleding die paste bij hun status.
Militair zijn is een beroep waarbij uitstraling heel belangrijk is. De kleding dus netjes in de plooi en je hemd in je broek! Wat op zeventiende-eeuwse schilderijen opvalt qua kleding is het verschil tussen burgers, arbeiders en boeren. Het verschil in sociale klasse tussen burgers en arbeiders en boeren is zeer goed zichtbaar doordat laatst genoemden zich beduidend ouderwetser en veel minder uitbundig kleedden.

Ondergoed
Kousen met kousenband
Broek met wambuis
Manchetten en kragen
Schoenen
Overjas
Hoeden
Mantel

De dames die zich ophielden tussen de soldaten behoorden over het algemeen tot de lagere sociale klasse. Wel zie je op schilderijen van legerkampementen ook sierlijk geklede dames voorbij komen, waarbij het kan gaan om officiersvrouwen of wellicht dames van lichte zeden.

De vrouwen binnen de Compagnie te Voet zijn over het algemeen eenvoudig gekleed, tenzij natuurlijk officiersvrouw. Eenvoudig betekent echter niet dat ze armoedig gekleed zijn. Kleding was degelijk, functioneel, en toch sierlijk.

Onderjurk
Kousen en kousenband
Jurk met lijfje
Kletje
Kapje, mutsje
Overjas
Huik