Het Staatse leger van de Republiek der zeven verenigde Nederlanden was een voor die tijd modern leger. De grote drijfveer achter dit moderne leger waren prins Maurits van Oranje-Nassau en zijn neven Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg en Jan (de middelste) van Nassau-Siegen. Zij waren steeds op zoek naar verbeteringen en vernieuwingen om zo in staat te zijn het machtige Spaanse leger het hoofd te bieden. Ze omringden zich met wetenschappers en militairen en lieten zich inspireren door het krijgsbedrijf van de klassieken.
Er werd een standaardisering van de wapens en kalibers doorgevoerd: voor het eerst was het Nederlandse leger een staand leger in plaats van een huurlingenleger. Dit had als voordeel dat de manschappen in de nieuwe ingewikkelde exercitie afgericht konden worden door middel van eindeloos drillen. Het woord “drillen” bestaat in de betekenis van africhten dan ook pas sinds de 17e eeuw en betekende oorspronkelijk kwellen.

Een spectaculair onderdeel van de Nassause legerhervormingen was de contramars. Dit is een exercitie van musketiers waarbij de voorste man zich omdraaide na het schot en terug marcheerde langs de gelederen om vervolgens achteraan te sluiten. Tijdens het op- en afmarcheren herlaadde hij dan zijn musket, waardoor hij eenmaal weer vooraan gekomen klaar was om te vuren. Door deze exercitie werd het mogelijk een constante vuurdruk te creëren.
Om dit soort ingewikkelde manoeuvres duidelijk te maken aan de officieren en de manschappen was het van belang om ieder detail duidelijk en stap voor stap op schrift te stellen, voorzien van duidelijke tekeningen.
Één van deze geschriften is de Wapenhandelinghe, van Roers, Musquetten ende Spiessen, geïllustreerd door Jacob de Gheijn. Deze laatste was een kunstenaar die aan het hof van Maurits verkeerde en gedetailleerde gravures maakte van diverse houdingen van musketiers en piekeniers. Aanvankelijk was dit geschrift militair staatsgeheim, maar het werd na zo’n twintig jaar in de openbaarheid gepubliceerd. Het is nadien nog vele malen herdrukt en verspreid over heel West-Europa: het is zelfs nu nog te vinden op Google Books!
Er zijn nog andere gelijksoortige geschriften bekend, zoals Wallhausen en Hexam die zich niet beperken tot handelingen van de enkele man maar ook de bewegingen van een hele compagnie en verder beschrijven. De Wapenhandelinghe van de Gheijn zijn echter vooral vanwege de mooie afbeeldingen wel het bekendst.
In het voorwoord schrijft de auteur dat hij bij de tekeningen de vrijheid heeft genomen om het model wat zwieriger uit te beelden dan soldaten er doorgaans uitzien. Musketiers beeldt hij bijvoorbeeld steeds af zonder helm en met hoed, terwijl het dragen van een helm wel degelijk was voorgeschreven. Voor ons reenactors is zo’n instructieboek natuurlijk heel fijn: wij hoeven de instructies alleen maar uit te voeren om zo de zeventiende eeuw in te stappen!